vrijdag 28 maart 2014

Valencia ...

Een 'externe collega' zit heerlijk in Valencia. Op Facebook zie ik de foto's langskomen en ineens opent zich een doosje vol herinneringen in mijn hoofd.

(Best heel erg) ooit was ik directiesecretaresse (!) bij een Spaans bedrijf dat het hoofdkantoor in Valencia had. De Spaanse directeur in Nederland sprak een Engels waarvoor een beetje ondertiteling over het algemeen geen overbodige luxe was, dus werd gezocht naar een Spaanssprekende assistent(e). En die vonden ze. Ik zat bij gesprekken met medewerkers die ook het Engels niet heel erg onder de knie hadden, vertaalde de post en ging als netwerkverbinding mee als gesprekken babylonisch dreigden te worden. Op het hoofdkantoor in Spanje wisten ze: daar hebben ze een Monique, dus we kunnen jan en alleman (Juan y cada hombre) met Nederland laten bellen, ze lossen het wel op. Zo'n beetje elke dag was er wel een telefoontje waarbij aan de andere kant alleen heel hard werd geroepen: "Monique, Monique!", en dan werd ik uit mijn kantoor gevist. En verder deed ik gewoon wat secretaresses toen deden. Toen agenda's nog van papier waren en de telex die op mijn kantoor stond een futuristisch wonder was.

Het was een bijzondere tijd. Ik noem iets: als mijn baas op reis was geweest nam hij heel vaak mooie sjaals voor me mee, uitgezocht door zijn vrouw. Omdat ik ook regelmatig de hele familie in het vliegtuig moest zien te krijgen. Ik weet nog precies welke ik van hem gekregen heb.

Goed, Valencia, daar hadden we het over. Ook ik ging, een paar jaar later, een keer mee naar Valencia. Met een delegatie klanten, vertegenwoordigers en pers. Als tolk. Maar ook een beetje voor de gezelligheid.

Ik herinner me de ontvangst door de hotemetoot van het bedrijf. Iedereen had een diep ontzag voor de man, er kwam nog nét geen knieval aan te pas, maar het scheelde niet veel. Ik zat in zijn buurt en vertaalde zijn welkomstwoorden. We bekeken de fabrieken. Deden een rondje stad. En gingen vooral eten. Lunch. Diner. Eten. Spanjaarden eten.

Valencia. We hebben het over zo'n 25, dertig jaar geleden. Maar dit is gebleven. Én ik heb nog altijd een 'paellera'. En een grote liefde voor Spanje. ¡Más claro, agua!

woensdag 26 maart 2014

Woorden

Als ik mijn werk indeel - ik ben van het overzicht (niet dat het altijd lukt om het te creëren), erfstukje van mijn vader - krijgt alles, vanzelfsprekend, een eigen plek. Lopende zaken. Administratie. Niet urgent. Vandaag naar kijken. Van die dingen.

Ook de woorden in het hoofd vragen om een eigen adres. Waar ze kunnen informeren, uitnodigen, aan het lachen maken of juist ontroeren. Al naar gelang de vraag, de gedachte of het idee waar ze deel van uitmaken.

De meeste van die woorden gaan naar mijn opdrachtgevers. Met liefde, tijd en aandacht maak ik teksten voor websites, magazines en boeken. Om maar wat te noemen.

Maar ja, dan de rest. Die moet ook ergens heen. Ook daar heb ik een onderkomen voor gevonden.

Zakelijke Woorden Van Het Uitgebreidere Type, die zijn inmiddels aardig ingeburgerd op mijn zakelijke weblog.

Niet- Of Semi-Zakelijke Woorden In Het Algemeen hebben zich hier gevestigd. En ook die beginnen zo langzamerhand de koffers uit te pakken.

Toen hield ik nog wat over, De Zakelijke Woorden Van Ieder Type. En die hebben sinds van de week een nieuw pand betrokken op Facebook. Niet alles hoeft in een Heus Blog, soms waait er een kleine gedachte langs.

Ik schreef vandaag op mijn weblog - ja, natuurlijk is er weleens overlap - over mijn drang. Naar analogie van de geschiedenis van de Spin Sebastiaan van de geweldige Annie M.G.

Door het raam klom hij naar binnen.
Eigenzinnig! En niet bang.
Zeiden alle and're spinnen:
Kijk, daar gaat hij met zijn Drang!


Niemand heeft het ooit beter verwoord.

zondag 23 maart 2014

Passie

De verpletterende schoonheid van de Passies van Bach. Hoe meer ik ernaar luister, hoe meer ik de teksten lees, hoe minder ik weet. Bach heeft zijn muziek zo ingenieus geschreven. Hij vertelt het lijdensverhaal niet alleen aan de hand van de teksten van het evangelie, maar werkt ook met getallensymboliek. Een klein voorbeeld: in 'Herr, bin ich's?' (Jezus zegt tegen zijn twaalf apostelen dat een van hen hem zal verraden) laat hij het woordje 'Herr' elf keer klinken; Judas, die de verrader zal zijn, zwijgt.

Ook de instrumenten spelen een rol. In 'Buß und Reu' verbeelden de fluiten de druppels van de kostbare olie. En in 'Gebt mir meinen Jesum wieder' laten de violen de dertig zilverlingen over de vloer rollen (en klinken aan het begin dertig noten). Het is prachtig en overweldigend. En als het openingskoor van de Matthäus zich ontvouwt ben ik, iedere keer weer, overdonderd.

Ook deed Bach al volop aan recycling. Het slotkoor van het eerste deel van de Matthäus Passion, die hij een paar jaar na de Johannes Passion schreef, is het openingskoor van (een van de varianten van) de Johannes Passion. En ook zijn er veel koorwerken in tekst of melodie in beide Passies te herkennen. Maar er zijn ook grote verschillen. Matthäus (ik noem hem voor het gemak maar even bij zijn Duitse naam) belicht veel meer de menselijke kant, Johannes alleen de goddelijke. En dat hoor en zie je terug in de muziek.

Ook al sta ik niet in de schaduw van kenners als het gaat om het grote plaatje, deze muziek hoort voor mij als het ware onder in de piramide van Maslow. Ik kan niet zonder. Om de combinatie van het verhaal - en daarbij speelt wel of niet geloven totaal geen rol - en de muziek, en om de weg ernaartoe. Ik probeer in deze tijd een beetje te beschouwen en te ordenen. Want er is veel om bij stil te staan.

Ik ga nog volop Matthäusen, daarom nu een prachtige aria uit de Johannes.

woensdag 19 maart 2014

Moeder

Eind januari schreef ik over de verjaardag van mijn vader. Maar ik had natuurlijk ook een moeder. En vandaag zou ze 90 zijn geworden.

De langste tijd die ik met haar door mocht brengen is de tijd dat mijn vader en zij in ons ouderlijk huis woonden. Vlak bij de Amstel, waar wij vanaf ons terras op uit keken. Ze hield van die plek. Ze voedde er zes kinderen op, werkte met mijn vader dag en nacht in de zaak die ze hadden, ging tussendoor naar talloze beurzen en zat ook nog eens uren achter de naaimachine. Ze was er een meester in om tussen de middag even een hazenslaapje van vijf minuten te doen en dan weer fris verder te gaan. Ze had een eindeloze energie.

Het verschil met mijn vader was dat zij haar werk als haar werk zag, terwijl mijn vader naast de zaak één grote hobby had: de zaak. 'Dat wordt nog wat als jullie er straks mee stoppen!', klonken de waarschuwingen toen ze overwogen om met pensioen te gaan. Mijn vader zou zich, uit verveling, verschrikkelijk gaan zitten bemoeien met alles wat mijn moeder deed. Maar het liep anders. Mijn vader ging fietsen en overal en nergens penningmeesteren, mijn moeder trok zich terug op haar eigen grondgebied. Waar ze eerst nog samen met mijn vader boodschappen deed liet ze het later aan hem over, omdat het elke keer een eeuwigheid duurde voor ze weer thuis waren. Iedereen kende mijn vader, mijn vader kende iedereen. Mijn moeder had niet zo'n behoefte om naar buiten te treden. Ze ging schilderen - ze maakte prachtige aquarellen - en werkte graag in haar tuin aan de Vecht. Weer was er een rivier die haar thuis was.

Eén huwelijk, twee verschillende mensen. Mijn vader kon zich in vroeger dagen mateloos ergeren aan het onverstoorbare zachte ritme van mijn moeder (hij zat al in de auto als zij haar haar nog netjes stond te doen in de badkamer), mijn moeder kon verschrikkelijk mopperen over de kippendrift van mijn vader die weinig geduld had, maar onder aan de streep hielden ze elkaar heel mooi in evenwicht. In het gezin. In hun werk. En in de manier waarop ze samen invulling gaven aan het leven. Mijn vader was van de grote, strakke lijnen, mijn moeder van de fijnmazigheid.

Aan het eind van de zomer van 2003 werd bij mijn moeder eierstokkanker geconstateerd. Na een operatie en vele chemokuren leek ze zich te herstellen, maar kort daarna kreeg ze weer slecht nieuws. Ze vocht tot het eind en ook dat deed ze het liefst in haar eigen stille rust, ook al stonden we allemaal in liefde om haar heen. Na weer een operatie gaf ze de strijd op en zei dat ze naar huis wilde. Die laatste weken bracht ze thuis in bed door. Met uitzicht op haar eigen Vecht. Soms was ze te moe om te praten. Dat vond ze vervelend, je was immers bij haar op bezoek. Dan ging ik, in de machteloze onbeholpenheid die je hebt als je iemand die zo dierbaar is zo voelt lijden, voor haar zingen. Daar hield ze van. Vroeger al. Ik kan me geen tijd herinneren dat ik niet zong en als ik het deed, zette mijn moeder altijd de radio uit. Dierbaar.

Mijn moeder was uniek. In de geruisloze passen die ze door het huis zette. In de manier waarop ze zich kleedde, altijd verzorgd, met gelakte nagels en een zakdoekje binnen handbereik. In haar mimiek. In de eigenheid van haar taalgebruik. In haar gewoontes; ik denk ineens aan de ongebruikte verpakte suikerklontjes die ze altijd in haar handtas deed voor je-weet-maar-nooit en die van lieverlee onder in die tas een sneeuwtapijtje vormden, aan de lapjes die ze altijd overal had liggen om nog even een tafeltje of iets dergelijks af te nemen (ik vrees hier wel een kleine erfenis), en aan de kapotte kopjes die ze, zolang ze het nog enigszins deden, niet weggooide, waardoor het keukenkastje steeds meer veranderde in een circus van los servies. Ik weet nog hoe ze rook. En ik ben altijd bang dat ik dat vergeet. Of dat ik van binnen niet meer weet, niet meer voel hoe ze eruitzag. En tegelijkertijd is het zo onvoorstelbaar dat ze er al bijna tien jaar niet meer is. Want ze is ook gewoon nog dichtbij.

De foto dateert uit 2004. Ik vierde mijn verjaardag bij mijn ouders, omdat ik wist dat mijn moeder de volgende niet meer mee zou maken. Haar kleren die veel te groot waren geworden. Dat dierbare hoofdje dat nog maar zo kort wit was. Ik denk aan haar.


vrijdag 14 maart 2014

Van die dagen (2)

Dat je in een supermarkt loopt.
Dat je twee (onbekende) dames hoort praten.
Dat je nog nét opvangt: ' ... dan gaan we samen happen!'
Dat je, voorbijwandelend, denkt dat ze je aankijken en dan vraagt: 'Ik hoor gezellige plannen?'
Dat je dan een verwarrend antwoord krijgt: 'We hebben allebei een angststoornis.'
Dat je het verhaal van de angststoornis te horen krijgt, dat eindigt met die ene zin die helemaal niet over eten gaat, maar over adem.
Dat je het allemaal natuurlijk heel erg vindt en toch tegelijkertijd denkt: het begin was anders.

Van die dagen.

vrijdag 7 maart 2014

Samen

Ik heb een oud vriendenzooitje. Eigenlijk meer: wat ongeregeld gedoe, dat bij elkaar gehouden wordt door de gedachte aan een dierbare grijze bordercollie. De jaren na ons werk samen spraken we elkaar hier en daar nog wel, maar toen de grote grijze roerganger in 2008 overleed, zag je ineens zijn bindende kracht. Want vanuit alle hoeken en gaten kwamen velen van ons ongevraagd samen in het epicentrum van onze gedeelde herinneringen. 

Wat daarvan overbleef: zeven man (er zit een Engelse verstekeling tussen die ons verleden helemaal niet deelt, maar zich via een van ons met succes heeft zitten inburgeren, dus we tellen hem mee). En wij zien elkaar ongestructureerd regelmatig. Eerst in die goede oude schuur, waar we als vanouds om de tafel schoven met glazen en kazen. En nu is het, als het zich voordoet, gewoon Ergens, en nemen we zelf van alles onder onze arm mee. Ook hebben we een virtuele hangout, op Facebook. Daar delen we de verbinding met heel veel historie. Van wie ons nu als uitsluitend brave zielen inschat - ja, dat komt voor - weten we in ieder geval: die heeft ons toen nooit meegemaakt. 

Lang geleden, een vrijdagmiddag in de Bosschuur
En in onze Facebook-schuur las ik vannacht een bericht van een van ons. Over een andere collega van toen, die via LinkedIn zijn relaties vertelde dat hij zijn account ging sluiten. Omdat, zo schreef hij, na een gevecht van ruim een jaar tegen kanker, de ziekte heeft gewonnen. En omdat hij zelf nog allerlei dingen wil afsluiten, zodat zijn vrouw dat straks allemaal niet hoeft te doen.

Vanmorgen kwamen we weer even samen op die plek. En op onze virtuele krukjes zaten we er verslagen bij. Al spraken deze collega en wij elkaar van niet veel tot helemaal niet meer, toch raakte het bericht ieder van ons. Om hemzelf. Om zijn vrouw. Om die dappere brief. En om de herinneringen aan een zeldzame tijd die uiteindelijk het fundament onder al onze gevoelens bij dit bericht is.

De een zei: ik ga hem toch nog een mail sturen. De ander had dat al gedaan. En ik zei: ik ga er iets over schrijven.

En daar zit ik.

Waar ga ik eigenlijk over schrijven? Wat is de boodschap? Misschien moet dit het wel zijn: dat het zo dierbaar is wat wij samen hebben. Om elkaar geven. Van elkaar willen weten. Met elkaar delen. Er voor elkaar zijn. Samen.

En dat we dat moeten koesteren. Omdat het nooit vanzelfsprekend is.

woensdag 5 maart 2014

Penvriendin

Vroeger had je dat nog: penvriendinnen.

Je kwam aan elkaar via een oproep in een blad of iets dergelijks. En dan was het een kwestie van beginnen met schrijven en vervolgens bij de brievenbus wachten op een brief terug. De wereld van Google was nog niet eens een verre gedachte, je had gewoon nog geen clue dat er ooit iets als internet zou kunnen bestaan. En dus was het ook niet aan de orde dat je eerst een hele lijst potentiële penvriendinnen ging screenen om te kijken waar raakvlakken het hoogst scoorden. Je ging gewoon aan de slag. Punt.

En dan ging het over hoe oud je was. Hoe iedereen heette. En wat je lievelingskleur was. Van die dingen. Die prachtig aan de oppervlakte van het zijn bleven, omdat er eigenlijk ook niet meer wás. Nou ja, je vond je vader of je moeder of je broer misschien een keer stom, maar daar hield het dan wel mee op. En dat kon vijf minuten later trouwens weer anders zijn (en was dat ook meestal). Wereldbeschouwingen beperkten zich tot de afstand tussen je huis en je school. En levensvraagstukken gingen over wie in die periode wel je vriendinnetje was en wie niet. Voor de rest giechelde je je door je postpapier heen. En met de vertraging die er op de analoge lijn zat werd er dan een week of een paar weken later teruggegiecheld.

Nu we met het hele galactische stelsel kunnen mailen, bloggen, Facetimen en Skypen hoeven we niet meer richting brievenbus om te weten hoe het aan de andere kant is gesteld. Al blijft het ook zonder postzegels leuk om het te lezen of te zien. En wat óók leuk is: binnen die grenzeloosheid van de digitale wereld zie je dat sommige dingen inhoudelijk niet veranderen. De mogelijkheden van nu bieden alleen andere vormen. Zo kun je ook op sociale media in gesprek raken met mensen die je wellicht je hele leven niet live gaat tegenkomen. De snelheid van communiceren, de beschikbaarheid van het wereldnieuws en het Voortschrijden Der Jaren maken wel dat de proporties van de onderwerpen vaak meteen al wat groter zijn.

Vanmorgen had ik een afspraak met zo'n digitale gespreksgenote. We hadden bedacht dat het zomaar eens goed zou kunnen zijn als wij elkaar ook in het echt ontmoetten (en ja, dat was ook zo). Toen ik mijn haar netjes stond te gooien bedacht ik: 'Wat grappig, het is eigenlijk een penvriendin!' Vlak voor ik de deur uitging checkte ik nog even Twitter en las haar bericht: 'Afspraak met penvriendin'. Nee, sommige dingen veranderen niet.

De penvriendin van vroeger.
De verworvenheden van nu.
Met de tijdloosheid van giechelen.

dinsdag 4 maart 2014

Van die dagen

Dat heb je zo weleens. Van die dagen.
Dat je zo lekker aan het werk bent.
Dat de zon buiten én binnen schijnt.
Dat je leuke afspraken staat in te plannen.
Dat je voelt: er gebeurt iets!
Dat dingen op hun plek vallen.
Dat het klopt.
En dat het goed is.

Word je toch vrolijk van?




maandag 3 maart 2014

Carnaval

Dat je in je auto zit, denkend aan La Grande Bellezza die je net hebt gezien, de bijbehorende muziek op de achtergrond, en dat je dan langs een horde hossende konijnen rijdt.