Eind januari schreef ik over de verjaardag van mijn vader. Maar ik had natuurlijk ook een moeder. En vandaag zou ze 90 zijn geworden.
De langste tijd die ik met haar door mocht brengen is de tijd dat mijn vader en zij in ons ouderlijk huis woonden. Vlak bij de Amstel, waar wij vanaf ons terras op uit keken. Ze hield van die plek. Ze voedde er zes kinderen op, werkte met mijn vader dag en nacht in de zaak die ze hadden, ging tussendoor naar talloze beurzen en zat ook nog eens uren achter de naaimachine. Ze was er een meester in om tussen de middag even een hazenslaapje van vijf minuten te doen en dan weer fris verder te gaan. Ze had een eindeloze energie.
Het verschil met mijn vader was dat zij haar werk als haar werk zag, terwijl mijn vader naast de zaak één grote hobby had: de zaak. 'Dat wordt nog wat als jullie er straks mee stoppen!', klonken de waarschuwingen toen ze overwogen om met pensioen te gaan. Mijn vader zou zich, uit verveling, verschrikkelijk gaan zitten bemoeien met alles wat mijn moeder deed. Maar het liep anders. Mijn vader ging fietsen en overal en nergens penningmeesteren, mijn moeder trok zich terug op haar eigen grondgebied. Waar ze eerst nog samen met mijn vader boodschappen deed liet ze het later aan hem over, omdat het elke keer een eeuwigheid duurde voor ze weer thuis waren. Iedereen kende mijn vader, mijn vader kende iedereen. Mijn moeder had niet zo'n behoefte om naar buiten te treden. Ze ging schilderen - ze maakte prachtige aquarellen - en werkte graag in haar tuin aan de Vecht. Weer was er een rivier die haar thuis was.
Eén huwelijk, twee verschillende mensen. Mijn vader kon zich in vroeger dagen mateloos ergeren aan het onverstoorbare zachte ritme van mijn moeder (hij zat al in de auto als zij haar haar nog netjes stond te doen in de badkamer), mijn moeder kon verschrikkelijk mopperen over de kippendrift van mijn vader die weinig geduld had, maar onder aan de streep hielden ze elkaar heel mooi in evenwicht. In het gezin. In hun werk. En in de manier waarop ze samen invulling gaven aan het leven. Mijn vader was van de grote, strakke lijnen, mijn moeder van de fijnmazigheid.
Aan het eind van de zomer van 2003 werd bij mijn moeder eierstokkanker geconstateerd. Na een operatie en vele chemokuren leek ze zich te herstellen, maar kort daarna kreeg ze weer slecht nieuws. Ze vocht tot het eind en ook dat deed ze het liefst in haar eigen stille rust, ook al stonden we allemaal in liefde om haar heen. Na weer een operatie gaf ze de strijd op en zei dat ze naar huis wilde. Die laatste weken bracht ze thuis in bed door. Met uitzicht op haar eigen Vecht. Soms was ze te moe om te praten. Dat vond ze vervelend, je was immers bij haar op bezoek. Dan ging ik, in de machteloze onbeholpenheid die je hebt als je iemand die zo dierbaar is zo voelt lijden, voor haar zingen. Daar hield ze van. Vroeger al. Ik kan me geen tijd herinneren dat ik niet zong en als ik het deed, zette mijn moeder altijd de radio uit. Dierbaar.
Mijn moeder was uniek. In de geruisloze passen die ze door het huis zette. In de manier waarop ze zich kleedde, altijd verzorgd, met gelakte nagels en een zakdoekje binnen handbereik. In haar mimiek. In de eigenheid van haar taalgebruik. In haar gewoontes; ik denk ineens aan de ongebruikte verpakte suikerklontjes die ze altijd in haar handtas deed voor je-weet-maar-nooit en die van lieverlee onder in die tas een sneeuwtapijtje vormden, aan de lapjes die ze altijd overal had liggen om nog even een tafeltje of iets dergelijks af te nemen (ik vrees hier wel een kleine erfenis), en aan de kapotte kopjes die ze, zolang ze het nog enigszins deden, niet weggooide, waardoor het keukenkastje steeds meer veranderde in een circus van los servies. Ik weet nog hoe ze rook. En ik ben altijd bang dat ik dat vergeet. Of dat ik van binnen niet meer weet, niet meer voel hoe ze eruitzag. En tegelijkertijd is het zo onvoorstelbaar dat ze er al bijna tien jaar niet meer is. Want ze is ook gewoon nog dichtbij.
De foto dateert uit 2004. Ik vierde mijn verjaardag bij mijn ouders, omdat ik wist dat mijn moeder de volgende niet meer mee zou maken. Haar kleren die veel te groot waren geworden. Dat dierbare hoofdje dat nog maar zo kort wit was. Ik denk aan haar.