Ik zal niet het enige kind zijn dat op een bepaald moment zegt: onvoorstelbaar dat het alweer een jaar geleden is dat - in dit geval - mijn vader is overleden. Vandaag is het zijn sterfdag.
Dat hij er niet meer is, is een gegeven. Er komt voor iedereen een moment van afscheid en hij heeft een prachtige leeftijd mogen bereiken. En zijn heldere geest heeft hem daarbij bijna tot het eind vergezeld. De laatste periode was hij, als zijn hoofdje in nevelen was gehuld, in een wereld waar ik niet kon komen, al zag ik ook daar vaak patronen die ik herkende. Maar hij had ook prachtige heldere momenten. Dan vroeg hij hoe het met mijn werk ging. En wist feilloos te vertellen voor welke organisaties ik zoal gewerkt had.
Hij was een echte ondernemer. Besloot weer te investeren in een verbouwing van een van de zaken als wij het stof van de vorige nog van onze kleren stonden te kloppen. Mijn vader werkte in de voorhoede als pleitbezorger, waar mijn moeder met kalme hand het achterland organiseerde. Ooit heeft hij een wethouder zó bevlogen verteld over de noodzaak van een woning voor een van zijn medewerkers dat hij hem aan de zakdoeken kreeg. Hij kon geweldig vertellen.
Werden zijn woorden vroeger vaak gestut door de felheid van uitroeptekens, later werden ze beschouwender. Hij had de gave om terug te kijken in zelfreflectie. Hoe kleiner hij werd, hoe wijzer zijn hoofd. Ook was hij dankbaar. Voor het leven. Voor zijn gezondheid. Voor vriendelijke gebaren van mensen uit zijn omgeving. Hij zei het elke dag. Wie kan daar niet van leren?
Voor zijn begrafenis schreef ik een 'gedicht'. De laatste regels:
Mijn oorsprong en mijn vraagbaak en deel van mijn levensader
De woorden die mijn werk zijn, blijven deze dagen stil
Ik vind ze niet, ze zijn er niet voor wat ik zeggen wil
In dierbaarheid en dankbaarheid en eeuwigheid. Mijn vader.