De Matthäus Passion. Óf je houdt ervan, óf je springt gillend uit het raam omdat Nederland rond deze tijd ineens beschikt over 17 miljoen - ja, we zijn de grens over - Matthäuskenners. Die allemaal weten hoe het zit.
Alles in de muziek werkt toe naar dat onvermijdelijke moment, het sterven van Christus aan het kruis. Al het leed en verdriet samenvallend op die ene dag, Goede Vrijdag.
En die Goede Vrijdag, die viel in 2008 op 21 maart. De geboortedag van Bach. Maar ook, dat jaar, de sterfdag van een dierbare, dierbare vriend. En zo hartverscheurend als dat was - en, zacht gepolijst ingebed en opgenomen in de tijd, nog altijd blijft -, er was op de een of andere manier ook iets compleets aan dat geheel.
In die andere, iets minder beroemde passie van Bach, de Johannes, zit aan het eind een prachtige aria van bas en koor. De bas heeft vragen voor Christus die zojuist aan het kruis gestorven is. Wil weten of de verlossing nabij is. Of zijn dood de weg heeft vrijgemaakt. En het bevestigende antwoord op die vragen komt niet uit Christus' mond, maar wordt verbeeld door het hoofd dat voorover valt als de dood daar is. En dat beeld ontroert me iedere keer weer.
21 maart. Altijd een beetje Goede Vrijdag. Ook als het een maandag is.
maandag 21 maart 2016
maandag 14 maart 2016
Samen (2)
Dat is elke keer een cadeautje. Dat je een stuk muziek voor het eerst hoort. Ook als je het al vaker hebt gehoord. Horen is iets anders dan horen.
En zo hoorde ik gisterenavond ineens een deel uit een cantate van Bach. Ik hóórde het.
En het was extra ontroerend omdat het werd gespeeld door de hedendaagse Hongaarse componist György Kurtág (hij maakte ook deze pianobewerking) en zijn vrouw Márta. Ze zijn hier ergens in de tachtig. Vier handen op één piano. Volledig op elkaar ingespeeld.
Twee mensen als je naar ze kijkt, één als je ze hoort. Ze vallen samen.
Abonneren op:
Posts (Atom)